Welkom op Boeklezers.nl

Boeklezers.nl is een netwerk voor sociaal lezen. Wij helpen lezers nieuwe boeken en schrijvers ontdekken, en brengen lezers met elkaar en schrijvers in contact. Meer lezen »

Meedoen

Alles is altijd fictie

- Alles is altijd fictie
 
 
 
 
 
(3)

De tweedeling in onze maatschappij wordt duidelijker en schrijnender. De gedachte dat je leven een project is, waar je zelf alles aan kunt en moet doen wint terrein. Het is niet lastig te verklaren: we worden nog steeds individualistischer en egocentrischer. Het gemeenschappelijke in onze samenleving neemt nog steeds af. Gelukkig zijn er tekenen van hoop. Jongeren verzetten zich tegen de trend, maar van een echte ombuiging is nog geen sprake. Als meelevende leden van een geloofsgemeesnchap beseffen we denk ik niet hoe bevoorrecht we zijn met zo’n sterk en betrokken sociaal netwerk. Laten we het koesteren. En waar mogelijk inzetten om de ander te bereiken.

De debuutroman van Daphne Huisden is met enige tamtam gelanceerd. “Een bijzonder verontrustend, veelbelovend debuut”, zo zegt de achterflap. Verontrustend vind ik het boek niet. Ik heb me tijdens het lezen herhaaldelijk afgevraagd wat de recensent er mee bedoelde.
De titel is tamelijk nietszeggend, maar bergt wel een sleutel in zich om de roman te verstaan. De roman heeft als thema het proces van volwassen worden. Een jonge vrouw verlaat het ouderlijk huis, gaat zelfstandig wonen en werken en bouwt een leven op, onafhankelijk van haar moeder. Haar vader is overleden, haar moeder zou haar leven liefst blijven controleren en bepalen. De moeder wordt afgeschilderd als een egoïstisch en harteloos mens dat leeft voor de schijn. De ontwikkeling van de scheiding tussen moeder en dochter komt in het verhaal nauwelijks aan de orde. Het gaat veel meer over de alledaagse wederwaardigheden van de jonge vrouw. Ze heeft trouwens geen naam, geen leeftijd, geen uiterlijk. We komen weinig van haar te weten, behalve van haar gedachtewereld, werkzaamheden, relaties en sommige gedragingen. Ze ontwikkelt zich wel als persoon: ze werkt aan haar onafhankelijkheid en volwassenheid. Ze gaat er echter niet op vooruit.
Ze gaat anti-kraak wonen en heeft zonder dat het haar is meegedeeld een bovenbuurman. De man leeft als kluizenaar, is een zonderling, maar tevens een soort coach voor de vrouw. Hij heeft wel een naam: Gizmo. Er ontwikkelt zich een soort gemeenschappelijkheid. Ze komt in de stad meer zonderlingen tegen: Baris, die zijn baan en huis er aan gegeven heeft en nu door de stad zwerft en foto’s maakt. Hij logeert in hotels en teert op zijn geld. Het is een fantast en optimist. Leno, een alcoholist, jaagt iedereen op stang. Het is een kwaadaardig en afzichtelijk mens, die de jonge vrouw angst inboezemt. Gizmo, Baris en Leno leven alle drie aan de zelfkant van het bestaan. Het zijn marginale figuren. Juist zij spelen de hoofdrollen.

Het pand waar ze antikraak woont zal moeten wijken voor nieuwbouw. Er staan winkels en parkeerplaatsen gepland. Tussen de regels door lees ik dat deze ontwikkeling (de zogenaamde vooruitgang) wordt betreurd. De sloop hangt als een dreiging boven het leven van de bewoners.
De vrouw heeft een onbetekenend baantje als kantoorhulp bij een firma, Fortunas Holding. De sfeer op kantoor raakt snel verziekt, maar het interesseert haar niet. Haar leven buiten kantoortijd, daar gaat het om.
Maar wat stelt dat leven nu helemaal voor? De hoofdpersoon gaat om met ‘randfiguren’, ze zoekt grenzen op en komt zelfs tot misdaden. Ze blijft zich vervreemden van haar moeder (hoewel dat bepaald niet alleen haar schuld is), er komt verwijdering met Baris, ze staat Leno naar het leven. Alleen met Gizmo is haar verhouding goed. Maar ook die is eindig: uiteindelijk moeten ze verhuizen.

Mensbeeld
‘De mens is in het diepst van zijn wezen een intolerante hufter. De mens oordeelt en sluit uit. De mens vormt groepen en stelt grenzen. De mens is in zijn kleine wereld een alleenheerser die niet vatbaar is voor redelijkheid en irrationeel handelt. Het is alleen de vraag wanneer het egocentrische wezen tevoorschijn komt en van zich doet spreken. Soms doet het dat op eigen houtje, dan weer laat het zich beïnvloeden of wijst in een vlaag van verstandsverbijstering met beschuldigende vinger om zich heen.’ Sommige politici maken handig gebruik van deze nare eigenschap: populisten. In zijn boek ‘De gedroomde samenleving’ legt Willem Schinkel deze weeffout in onze maatschappij bloot. Het lijkt wel of we niet anders meer kunnen dan de ander de maat nemen, beoordelen, problematiseren en afwijzen.

Vriendschap
‘Vriendschappen kun je uittekenen als een grafiek met een nullijn. Met aan de linkeras je verwachtingen, hoop en interesse en daaronder een lange horizontale tijdlijn die elk moment onderbroken kan worden. Zo kan iedereen in elke relatie voor schikgodin spelen. Met een meedogenloze schaar in handen om op elk moment dat ongeregistreerde partnerschap te doorbreken. We knippen elkaar los als onze overeenkomsten schijn bleken, als onze doelen zijn bereikt of als de lijn der verwachting niet parallel loopt aan de werkelijkheid.’ De schrijfster laat de hoofdpersoon dit denken. Daarmee zendt ze een boodschap uit. Ze registreert de voorkomende opinie, zonder commentaar. Dat is voor mij een onthutsende les. Ik herken het. Het is het onvermogen van mensen om een relatie aan te gaan en in stand te houden, om onbaatzuchtig te zijn. De ander moet je wel wat te bieden hebben, anders is hij of zij niet interessant.

Verveling
‘Verveling is een ziekte. Een virus dat ik goed ken. Het ligt altijd op de loer en ziet alles wat ik doe. Het wacht. Verveling kent geen haast, het heeft geduld. En dan, wanneer mijn dagen niet zijn ingekaderd door een strakke planning en ombeschreven voor me liggen, wordt het actief. Het sluit aan bij mijn slechtste eigenschappen. Angst, onzekerheid en apathie. Verveling kan goed leven op apathie.’ Mensen moeten vandaag de dag voortdurend beziggehouden worden. Er mag in hun leven geen stilte vallen. Er zijn talloze tv-kanalen en radiozenders, er wordt gechat, gegamed, gesurfd. Voortdurend zijn we bezig op ons mobieltje. We sms-en, we bellen, we gamen, we houden het nieuws bij. En al die tijd leven we niet in het nu. Een niet aflatende stroom signalen en prikkels houdt ons in een bepaalde gemoedstoestand die velen voor normaal verslijten. Stilte betrachten, niets doen, tot je zelf inkeren, het wordt onmogelijk gemaakt. Wat je er ook van vindt, het is een gegeven.
‘Ben je eigenlijk gelukkig? Als kluizenaar, zo zonder anderen? Gizmo: ‘Nee, gelukkig ben ik niet meer. Wel voldaan, dat wel. Een voldaan mens. Ik hen mezelf een wereld gemaakt die me biedt wat ik nodig heb. En dat is voor mij voldoende.’ Gizmo is als kluizenaar een uitvergroting van alle andere mensen. We ‘cocoonen’, we sluiten ons op in een veilige (schijn)wereld. We maken ons onafhankelijk van anderen om de pijn van de eenzaamheid maar niet te hoeven voelen. Dan doen we niet alleen individueel maar ook in groepsverband. Er zijn instant-gemeenschappen.

De hoofdpersoon is bij het graf van haar vader met hem in gesprek: ‘Het is een spel. Van ruimte en schijn. Want je hebt ruimte nodig om iemand te worden en schijn om die ruimte te verdienen. Soms moet je doen alsof. Een karikatuur spelen. En dan, wanneer iedereen in je masker gelooft en je een plek hebt verdiend, als je mee mag den, dan kun je voorzichtig de schmink afvegen. Klinkt als een omweg, vind je niet?’
Zo gaat het in het leven, in de grotemensenwereld.

Meer recensies