Boek
Carel M.A. Groenevelt (1899-1973), de Rotterdamse collectioneur-in-opdracht werd in de jaren vijftig en begin jaren zestig van de vorige eeuw zowel door het Tropenmuseum in Amsterdam als het Museum voor Land- en Volkenkunde in Rotterdam, het huidige Wereldmuseum, ingeschakeld om in Nieuw-Guinea traditionele etnografica te verzamelen. De Nederlandse volkenkundige musea realiseerden zich dat het aantal gebieden waar de oude culturen nog intact waren, snel zou slinken door toenemende contacten met de buitenwereld.
Groenevelt werd op pad gestuurd om te vergaren wat er nog te vergaren viel, met als motto `een systematisch afgrazen van het terrein zou zeer aanbevelenswaardig zijn'. Dat deed hij dan ook met veel inzet en passie, op geheel eigen wijze. Zijn inspanningen en werkwijze zijn vastgelegd in een uitvoerige correspondentie met beide musea. In zijn brieven schetst hij een beeld van de ontberingen tijdens zijn tochten, de unieke vondsten die hij deed, het `cultuurverval¿ dat hij overal om zich heen zag grijpen, financiële kwesties, transport, misverstanden tussen verzamelaar en opdrachtgever, de kleine concurrentie tussen Amsterdamse en Rotterdamse belangen en die tussen de Nederlandse musea en een Zwitsers
museum dat ook ter plekke verzamelde.
Wat nog het meest opvalt is de koloniale sfeer die de correspondentie ademt, waarbij vaak impliciet werd uitgegaan van de ongelijkheid tussen de Nederlandse beroepsverzamelaar en de Papoea¿s.
Groenevelt bezat geen speciale kennis van de culturen die hij bezocht. Hij was een man van de praktijk met een goed oog voor kwaliteit, een man met een speurdersneus die duizenden voorwerpen van een grote museale kwaliteit en betekenis wist aan te kopen. Zonder hem zou de Nederlandse Nieuw-Guinea collectie niet zijn uitgegroeid tot wat zij nu is.
«
Boeklezers.nl is een netwerk voor sociaal lezen. Wij helpen lezers nieuwe boeken en schrijvers ontdekken, en brengen lezers met elkaar en schrijvers in contact. Meer lezen »
Er zijn nog geen recensies voor dit boek.